Een klomp in de gedaante van een Monster of
Duivel, die als bedelinstrument wordt gebruikt. Kinderen trekken hiermee al
zingend langs de huizen om 'centjes, oortjes, fooitjes' en vooral snoep op te halen met Sint-Maarten,
Driekoningen en vastenavond. De neus van de klomp is horizontaal doorgezaagd, waardoor de zool loshangt.
Dit deel dient als onderkaak, het wordt met een scharnier weer aan de klomp bevestigd, zodat de bek open- en
dichtklappen kan. Op de zaaglijn zijn tanden geschilderd. Aan de onderkant van de klomp is een staafje bevestigd,
waardoor de figuur als Stokpop te hanteren is. Door aan een touwtje te trekken dat
door de klomp is gehaald, gaat de muil open en dicht. Zo is het een bijtende klomp, een knaptand, een klapbek.
Bevalt de grootte van de gift niet, dan wordt de gierige gever 'bedankt' met een flinke beet: 'knap' doet de beestenbek
dan met een klap. Andere benaming: Haaske knap of Haasje knap. Oorspronkelijk werd de klomp bedekt met de huid van een pas
geslachte haas of pas geslacht Konijn.
Zie ook Foekepot.