Iemand die de dwaas speelt en onder dat mom anderen bespot. De bakermat van de Europese nar ligt
in het Frankrijk van de Middeleeuwen. Er waren ook narren verbonden aan het hof. De hofnar moest de koning vermaken, maar
hij mocht hem ook bekritiseren. De nar gaat vaak als gebochelde door het leven. Hij houdt een
narrenstok als scepter in de hand. Hij heeft een nauwsluitende broek en wambuis aan en
draagt op het hoofd een
narrenkap. De linkerhelft van zijn jak heeft meestal een andere kleur dan de rechterhelft,
en de linkerbroekspijp verschilt weer in kleur van die van de rechterpijp. Aan het pak en de punten van de kap hangen bellen.
Veel komische hoofdfiguren uit het volkspoppentheater dragen een kostuum dat is geďnspireerd op dat van de nar. In oude tijden
werden in India volksspelen opgevoerd met in de hoofdrol de grappenmaker
Vidouchaka. Later kreeg deze met
Semar en
Karagöz in het Aziatische schimmen- en poppentheater een waardige opvolger.
Maccus, de nar uit de
Atellaanse komedie, vond een opvolger in de
commedia dell'arte-figuur
Pulcinella.
|
Illustratie uit: Folklore in het dagelijks leven.
Auteur: Ton de Joode.
Impressum: A.W. Sijthoff, Alphen aan den Rijn (1981).
Stamboeknummer: 73.613. |