Javaanse wijze dwaas en goddelijke clown. Een van de
punakawan (komische personages) uit een
wayangspel. Samen met zijn zonen
Nala Gareng en
Petruk lost hij in veel
lakons (wayangverhalen) de problemen op. Semar heeft een potsierlijk uiterlijk. Hij heeft een
groot gezicht met slechts één tand in de mond. Op het hoofd draagt hij een zwart kapje. Een van zijn vingers heeft soms de vorm
van een fallus. Het blote bovenlijf laat grote borsten zien. Ook de dikke buik is bloot. Hij heeft een enorme bilpartij, waaruit
hij voortdurend winden laat ontsnappen. Semar is de dienaar en raadsman van goden en edelen. Hij geeft niet alleen wijze raad,
maar strooit ook opmerkingen rond die vol humor zijn. In zijn dichterlijke fantasieën 'Wayang-liederen' (1931) laat de Javaan Noto
Soeroto Semar het volgende zeggen: 'Ik ben Semar, de potsenmaker, de trouwe dienaar van mijn heer! Ik heb mijn held tot in het
hevigst van het strijdgewoel gevolgd; ik ben zijn wonden tot medicijn en zijn enige hoop in zijn diepste verslagenheid. Mijn
zotheden rollen uit mij als noten uit een oude mand met gaten; ik strooi kwinkslagen en grollen om mij heen als rijstkorrels,
die stromen uit een versleten zak. Gij allen, hurkende en staande
toeschouwers, die uren aaneen luistert naar het verhaal van de
dalang! Vraagt uzelven waarom mijn dwaasheden uw onbewogen gelaat plotseling doen glanzen en de
luide uitbundigheid van uw schaterlach de
gamelan overstemt.'
Zie ook Doepak nr. 19 en Kruimelkrant nr. 10.
|
Illustratie uit: Shadow theatre in Java:
the puppets, performances and repertoire.
Auteur: Alit Djajasoebrata.
Impressum: The Pepin Press (1999).
Stamboeknummer: 73.904. |