Handpoppenspel

Afbeelding 2 is niet beschikbaar...   De oud-Hollandse Jan Klaassen of een van zijn Europese
soortgenoten en tegenhangers is een van de vaste persona-
ges in de volkspoppenkast en het kinderspel met handpoppen.
   Een vaste set figuren bestaat meestal uit Katrijn, een heks,
de duivel, een krokodil en de koning. De dood is een stok-
pop
. Oom agent is nooit de slimste. Hij heeft veel te ver-
duren van zijn tegenstanders.
   Vroeger waren de koppen en de hoofddeksels als één geheel uit hout gesneden.
Ook de handjes, onderbenen en voetjes zijn daarvan gemaakt.

De techniek

   De poppenspeler gebruikt zijn vingers om de pop te laten bewegen. In de hals
van de kop zit een gat. Daar steekt de speler zijn wijsvinger in. De duim gaat in
het ene mouwtje, de pink – soms vergezeld van ring- en middelvinger – gaat in
het andere. Aan de mouwtjes zitten vaak handjes. Soms bungelen er beentjes
onder aan het jasje. De handpop heeft onder de kleertjes geen lijf. De knuist
van de speler geeft de nodige vulling.
Poppenspe(e)lmuseumeducatie. Prenten- en tekstenreeks ‘Poppenspe(e)ltechnieken en -figuren’. Nr. 2. Illustratie: Elsje Zwart ©. Concept en tekst: Otto van der Mieden ©. Info: www.poppenspelmuseumbibliotheek.nl (2010).